lenght 70 min. year 2008 producer SNG Film director Sonja Wyss script Sonja Wyss
description
Een man, een vrouw en hun vier dochters wonen in een berghut in een ingesneeuwd dorpje dat tussen hoge rotsachtige bergen ingeklemd ligt. Het katholieke geloof en het sterke geloof in sagen heeft grote invloed op hun dagelijkse leven. Na een ongeluk waarbij de man om het leven komt, blijven zijn vrouw en hun volwassen dochters in rouw achter. Op dat moment wordt de sfeer van de film droomachtig. Een soort winterslaap.
Hertmannen duiken op. Het zijn figuren die de duur van de rouwfase bepalen. Die rouwfase lijkt al jaren gaande te zijn. De weduwe wil al lang hertrouwen, omdat een leven in de bergen te zwaar is voor een vrouw alleen met vier dochters. Ook verlangt ze naar intimiteit. De hertmannen hebben geen zin de rouwfase te beëindigen omdat ze een geheime verhouding met haar dochters hebben. En zodra ze de weduwe "vrij" zouden geven, zouden ook de dochters mogen trouwen.
Los van de andere personages is er een 11-jarig meisje. Ze symboliseert de onschuld. Het meisje ligt te slapen in een eenvoudig kamertje. Op haar voorhoofd, beweegt iets, alsof er een gewei zou gaan groeien. Het symboliseert het ontwaken van de seksualiteit. In het open raampje zit een sneeuwuil en kijkt het kamertje in. De uil symboliseert de getuige, die alles ziet en weet, maar niets zegt; tegelijkertijd symboliseert de uil ook de vrouwelijkheid.
In een andere scène staat het meisje in een dal tussen de besneeuwde bergtoppen. Ze staat stil en houdt de handen open over elkaar, voor haar onderbuik. Langzaam vult de hemel zich met vogels die uit haar handen opstijgen, terwijl we een lied horen, gezongen door een hele hoge sopraan stem. Het lied gaat over een meisje dat gekweld wordt door haar geweten omdat ze een jongen een kus gegeven heeft.
In een andere kamer van de berghut zijn de vier dochters gezamenlijk een tafelkleed aan het borduren, dat bedoeld is voor de huwelijksuitzet. Ze borduren ieder een hert en het borduren gaat in een gesynchroniseerd ritme.
Op een ander moment zitten ze naast elkaar op de rand van een bed, en fluisteren en giechelen met elkaar, terwijl ze met hun blote voeten over eieren rollen. Dit doen ze op een manier die zich niet van een andere gewone dagelijkse handeling zou onderscheiden. Ze zijn al lang klaar om te gaan trouwen, maar moeten de rouwtijd afwachten.
Hun moeder, de weduwe, kijkt afwezig uit het raam de nacht- en maanlucht in. Ze ziet een groep mannen in zwarte lange kleding met capuchon. Ieder draagt een hertengewei op het hoofd. De hertmannen lopen langs haar huis en dan verder de bergen in. Ze denkt aan haar bruiloft, ver in het verleden.
Aan het eind blijkt zich alles op te lossen. Na de lange winterslaap bereiken de eerste zonnestralen het dorpje. De fabelfiguren zijn verdwenen, alleen de hertengeweien liggen in de bedden van de dochters. De vier dochters staan boven op een berg, boven het nevelmeer en zingen. De moeder is buiten en kijkt de bergen in. Ze bukt zich, strijkt voorzichtig de bovenste laag sneeuw weg. Sneeuwklokjes komen tevoorschijn. Ze glimlacht.